Het waren echte babyboomers, mijn nieuwe cliënten. Hadden hun zaken goed voor elkaar. Gekocht op Prinseneiland in de goede tijd. Ze hielden van varen. Hadden hun oog laten vallen op een zeldzaam schip. Het lag er al jaren. Een liefhebbersding. Maar het werd niet meer bijgehouden. Zag er steeds slechter uit. Eeuwig zonde: varend erfgoed. Ze wilden het hebben. Of de havenmeester misschien wist wie de eigenaar was?

De havenmeester had alleen een naam en een adres in Amsterdam-zuid, dat niet meer klopte. Het havengeld was al jaren niet meer betaald. De rekening was nu zo hoog opgelopen dat het scheepje geveild zou worden. De opbrengst was voor de haven, het schip ging naar de hoogstbiedende.

Dat wilden mijn cliënten niet, dan zou iedereen kunnen meedingen. Een Amerikaan misschien wel, en dit was Hollands erfgoed! Babyboomers hebben veel vrije tijd. Ze gingen op zoek. Die naam van de eigenaar, gewoon op Google kijken. Het meeste was in het Russisch. Vertaling. Oeps. Dat klinkt niet goed. De man had veel geld verdiend met olie. Pakte zijn kansen tijdens Jeltsin. Kreeg ruzie met het regime daarna, vertrok en kocht het duurste huis in Amsterdam-Zuid. Nederlands paspoort. Ging nog een keer voor wat zaken naar Letland. En werd daar gearresteerd. Zat sindsdien vast. In een gevangenis, even buiten Riga.

Mijn cliënten waren niet voor een gat te vangen. Zoveel gevangenissen waren er niet in de buurt van Riga: drie. Ze schreven drie identieke brieven aan de Russisch-Nederlandse oliemagnaat die zijn dagen sleet in een onbekende Baltische gevangenis. Drie aan elke gevangenis in de buurt van Riga, want waar hij precies zat was nog niet duidelijk. Ze schreven dat ze gek waren van schepen. En er goed voor zouden zorgen. En wel een bod wilden doen, al was het een opknappertje. En van dat geld zouden ze dan het havengeld afbetalen, en de rest keurig storten bij een betrouwbare notaris. Tot meneer vrij kwam en over de koopsom kon beschikken. En als hij wilde konden ze het geld ook overmaken naar een levenspartner of naar de kinderen in Londen, bij wijze van spreken.

Zowaar, na twee maanden kregen ze antwoord uit de Vilemsena gevangenis, even buiten Riga. Hij vond het een goed idee. Doe 5.000 erbij en er was een deal. Het geld kon wel even bij een notaris staan en als hij vrij kwam, dan kwam hij het wel halen, wel met wat rente graag, want onze man wist dat je Nederlandse notarissen kunt vertrouwen. En toen gingen mijn cliënten twijfelen. Hoe wisten ze nu zeker dat dit onze man was? Was hun brief in handen gevallen van een bewoner van het Letse gevangeniswezen, die toevallig goed Nederlands kon lezen en schrijven? Zo vreemd dat de brief in foutloos Nederlands geschreven was. En zo kwamen deze cliënten dus bij mij. Ze wilden het scheepje dolgraag kopen. Maar het liefste wel van de echte eigenaar. En niet van een meneer uit een gevangenis die door de cipier is aangesproken, toevallig  omdat hij goed Nederlands leest en schrijft, maar eigenlijk niet de eigenaar is en ook niets van bootjes weet. Of ik een oplossing wist?

Mijn fantasie sloeg op hol. In Letland was ik nog nooit geweest. Je kunt er natuurlijk gewoon naar toe vliegen, een taxi nemen naar de Vilemsena gevangenis – wel even zeggen dat de taxi op je wacht natuurlijk. En dan gewoon kijken of je binnen komt. Vragen naar de directeur. Ik zag hem zo voor me, achter een stalen bureau, met snor en slappe koffie. Anderzijds, dacht ik – hoe groot is de kans dat ik binnen zou komen? En wat kost dat wel niet? Mijn cliënten konden mijn gedachten lezen en zeiden dat ze hoopten dat ik een goed idee had, dat bovendien niet al te veel geld zou kosten. Ik knikte; geen snoepreisje naar Riga dus. Ik beloofde er even over na te denken.

Die nacht had ik een inval. Dus onze Rus was genaturaliseerd. Een landgenoot geworden. De volgende ochtend schreef ik een brief. Een brief aan de ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden in Riga. De brief luidde als volgt:

“Excellentie,

Tot mij hebben zich gewend de heer en mevrouw Van X te Amsterdam. Zij delen mij mede een koopovereenkomst betreffende het jacht “MIR”, gelegen in de Sixhaven alhier, te hebben gesloten met de heer Y, Nederlands staatsburger en thans in detentie verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Vilemsena. Teneinde de transactie te effectueren moge ik u verzoeken de heer Y aldaar te bezoeken, waarbij u zich vergewist van zijn identiteit, met bewerkstelliging van de  rechtsgeldige ondertekening van de akte die u hierbij in tweevoud aantreft. Ik draag daarna zorg voor retournering van een door mijn cliënten getekend exemplaar. Zoals blijkt uit de akte treedt notaris Z te Amsterdam op als bewaarder der kooppenningen totdat de heer Y weer in de gelegenheid is het vaderland te bezoeken.

U op voorhand dankend voor uw welwillende bemoeienissen in deze, (enz.) ”

Het duurde vier maanden voor er wat gebeurde. Mijn cliënten belden een paar keer op of ik al wat gehoord. Het vaarseizoen was al bijna voorbij. Op een dinsdag arriveerde een grote bruine envelop. Met getekende overeenkomst in tweevoud en een brief van H.M. Ambassadeur. De handtekening is van de heer Y, dat was zeker, verklaarde de diplomaat.

MIR zit nu strak in de lak en vaart door de grachten.

 

Geplaatst door Marius Hupkes

marius-2016

Marius Hupkes is advocaat en ex-griffier van de Raad van Discipline.

Meer lezen?

Lees hier de andere blogs over het wel en wee van de advocatuur.

Of volg de komende blogs via Twitter of LinkedIn.