Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak: 14-12-2015
Datum publicatie: 17-12-2015
Zaaknummer: 200.177.246

Rechtsgebied: Insolventierecht
Bijzondere kenmerk: Hoger beroep

Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek in hoger beroep tegen de uitspraak tot afwijzing van het verzoek om één weigerachtige schuldeiser te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.

Vindplaats: Rechtspraak.nl

 

Commentaar op de uitspraak

Als het minnelijke traject mislukt, behoort een dwangakkoord ex art. 287a Fw. tot de mogelijkheden. Een verzoek om een dwangakkoord op te leggen aan de schuldeiser die niet instemt met het minnelijke voorstel is onderdeel van een WSNP-verzoek en wordt tegelijk ingediend. Dat het dwangakkoord door de rechtbank eerst wordt behandeld, is logisch: als het dwangakkoord wordt toegewezen, is het wettelijke traject niet meer nodig.

Nu heeft de Hoge Raad in 2012 een belangrijke uitspraak gedaan over het dwangakkoord. Arnoud Noordam heeft de uitspraak besproken in WSNP Periodiek, februari 2013. nr. 06, p.13. De Hoge Raad geeft 4 mogelijke gevallen die door Noordam in een schema zijn verwerkt. Kernvraag is telkens of hoger beroep (en cassatie) mogelijk is. De Hoge Raad lijkt er bij de uitspraak van uit te gaan dat de rechtbank in één vonnis beslist over zowel het dwangakkoord als de WSNP-toelating. Dat valt af te leiden uit de vier geschetste situaties die zich (volgens de HR) kunnen voordoen. Echter, de praktijk is dat rechtbanken niet altijd in één vonnis beslissen. De rechtbank kan het dwangakkoord afwijzen en op verzoek van de schuldenaar het WSNP-verzoek aanhouden. De schuldenaar kan dan in hoger beroep, maar wel terugvallen op het WSNP-verzoek als het appèl niet slaagt. Deze situatie is op ons kantoor in 2015 meermalen voorbij gekomen: dwangakkoord wordt afgewezen, WSNP-verzoek aangehouden; hoger beroep dwangakkoord slaagt niet, maar schuldenaar wordt alsnog toegelaten tot de WSNP.

Uit deze praktijk valt af te leiden dat gerechtshoven er geen moeite mee hebben het hoger beroep over het dwangakkoord inhoudelijk te behandelen terwijl nog niet is beslist over de WSNP-toelating, terwijl de rechtbanken bereid zijn de WSNP-verzoeken aan te houden, tot de uitslag van het appel duidelijk is. Het lijkt er echter op dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deze praktijk een halt wil toeroepen. In een arrest van 14 december 2015 verklaart dit hof een appellant niet-ontvankelijk. Er vloeide geen bloed uit voort, want het minnelijke traject was onder druk van het appèl alsnog tot stand gekomen, zoals het hof in een overweging ten overvloede meldt (waaruit maar weer eens blijkt dat het bij hoger beroep niet alleen gaat om de juridische procedure zelf, maar ook om de druk die ontstaat op het onderhandelingsproces). Wat was het geval? Eén schuldeiser, een creditcardmaatschappij, verzette zich tegen het aangevraagde dwangakkoord. De rechtbank wees af, maar hoger beroep was zinvol: de schuldeiser had maar een klein aandeel in de schuld en andere, grote schuldeisers wilden het minnelijke traject. In de week voor de zitting bij het hof zwichtte de schuldeiser. In beginsel kon het appèl worden ingetrokken omdat het minnelijke traject alsnog was gaan lopen, maar de zaak bood ook een kans om het oordeel van het hof te horen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, zodat een oordeel is gevraagd over de ontvankelijkheid. Het hof overweegt:

Naar het oordeel van het hof vloeit uit de wetsgeschiedenis van artikel 287a Fw en de uitleg die de Hoge Raad geeft aan artikel 292 Fw voort dat al dan niet zelfstandig hoger beroep van het verzoek als bedoeld in artikel 287a Rv pas mogelijk is bij afwijzing of intrekking van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en dat een dergelijk hoger beroep niet mogelijk is, indien en zolang nog niet is beslist op het (gehandhaafde) verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Indien in het onderhavige geval wel hoger beroep mogelijk zou zijn, opent dat de mogelijkheid tot en met de Hoge Raad door te procederen over een gedwongen schuldregeling, om na afwijzing daarvan pas te gaan kijken of de schuldenaar tot de schuldsaneringsregeling kan worden toegelaten, hetgeen de wetgever gelet op de parlementaire geschiedenis nu juist wil voorkomen. Het hof acht het bovendien onwenselijk de beslissing op het verzoek als bedoeld in artikel 287a lid 1 Fw los te koppelen van de beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verdient aanbeveling gelijktijdig (al dan niet bij één en hetzelfde vonnis) op deze verzoeken te beslissen. Dat betekent dat in dit geval geen hoger beroep mogelijk is tegen de afwijzing van het verzoek als bedoeld in artikel 287a lid 1 Fw en dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.

Wat betekent dit nu voor de praktijk? Naar onze ervaring zijn rechtbanken (tot nu toe) bereid het WSNP-verzoek aan te houden en wordt dus niet (altijd) beslist in één vonnis. Dat heeft voor de schuldenaar als voordeel dat kan worden teruggevallen op het WSNP-verzoek als het gerechtshof de afwijzing van het dwangakkoord bekrachtigt. Het door de Hoge Raad gesignaleerde nadeel hiervan is dat het dwangakkoord eerst kan worden uitgeprocedeerd tot in hoogste instantie. Toewijzing van een WSNP-verzoek is goed mogelijk als een dwangakkoord is afgewezen: er gelden verschillende criteria (het omgekeerde geldt overigens ook: wie niet in de WSNP terecht kan, bijvoorbeeld vanwege 10-jaarstermijn, kan in beginsel toch in aanmerking komen voor een dwangakkoord). Het arrest van het Hof Arnhem betekent niet dat een schuldeiser altijd niet-ontvankelijk is in zijn appèl als nog niet is beslist over de WSNP-toelating. Intrekking van het WSNP-verzoek is immers ook een optie. Maar deze optie is minder aantrekkelijk, omdat de uitslag van het appèl onzeker is en de schuldenaar er belang bij heeft terug te kunnen vallen op het WSNP-verzoek. Zoals aangegeven, in enkele gevallen die bij ons kantoor dit jaar speelden hielp dit de schuldenaar alsnog. De appèllen betreffende het dwangakkoord liepen in Den Haag en Amsterdam; de rechtbanken Rotterdam en Amsterdam wezen later alsnog het aangehouden WSNP-verzoek toe. De vraag is nu of de door het Hof Arnhem ingeslagen weg wordt gevolgd door de andere gerechtshoven, en of dit er toe leidt dat de rechtbanken de WSNP-verzoeken niet meer willen aanhouden. Een nadeel hiervan is dat het dwangakkoord een ondergeschikt en onvolwassen instrument blijft,terwijl het in 2008 is ingevoerd om het minnelijke traject te versterken.

 

Geplaatst door Marius Hupkes

marius-2016

Marius Hupkes is advocaat en ondernemer