Een Cypriotische CFD-broker moet van de rechtbank Noord-Holland € 807.600 terugbetalen. De rechtbank oordeelt dat sprake is van “oneerlijke handelspraktijken”.

Het gaat om de eerste uitspraak van een reeks procedures die bij verschillende rechtbanken in Nederland lopen tegen CFD-brokers ui Cyprus. In totaal gaat om een schade van meer dan € 12.000.000. De meeste gedupeerden vertellen dat zij met de beleggingsproducten uit Cyprus in aanraking zijn gekomen via een “nepadvertentie” met een bekende Nederlander die vertelt in korte tijd veel geld verdiend te hebben met bitcoin-beleggingen. In werkelijkheid gaat de inleg naar Contracts for Difference (CFD’s), zeer riskante beleggingsproducten.

Meerdere verweren

De broker ging bij haar verdediging voor verschillende ankers liggen, maar geen van de argumenten houdt stand. In een eerste ronde stelde de broker de bevoegdheid van de rechter ter discussie. Volgens de kleine lettertjes van het contract moet de zaak door de rechter in Cyprus worden behandeld. De rechtbank verklaarde zich echter bevoegd; de strategie om het strijdperk naar Cyprus te verplaatsen werkt dus niet.

Toepasselijk recht

Een volgende verdedigingslinie van de broker is de stelling dat Cypriotisch recht toegepast moet worden. In Cyprus is de Europese richtlijn “oneerlijke handelspraktijken” op een andere manier in nationale wetgeving opgenomen dan in Nederland. In Cyprus kan een consument alleen een klacht indienen bij de consumentenautoriteit; wat niet kan, is het contract ongeldig verklaren (vernietigen), zodat de inleg moet worden terugbetaald. In Nederland kan dit wel (art. 6:139j lid 3 BW). Onder Nederlands recht heeft een consument dus een effectiever wapen in handen, mits sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Om deze redenen stuurde de broker aan op een beoordeling volgens Cypriotische wetgeving. Een probleem hierbij is dat op grond van art. 6 lid 4 van de Rome I-verordening Cypriotisch recht van toepassing is als het gaat om Contracts for Difference, ook in consumentenzaken. Feitelijk gaat het in deze zaak echter niet om de verkochte CFD’s zelf maar om het handelen rond deze producten, zoals de dwang om bij te storten als de CFD’s op verlies staan. Zodoende past de rechtbank art. 4 van de Rome II verordening toe: het gaat om onrechtmatig handelen waarbij de schade in Nederland ontstaat.

Oneerlijke handelspraktijken

De gedupeerde klant heeft uitgebreid beschreven wat de gang van zaken was. De broker heeft alle gesprekken met de klant opgenomen, maar heeft deze niet ingestuurd. Zodoende gaat de rechtbank er van uit dat de weergave van de feiten van de klant klopt, ook al spreekt de broker deze feiten tegen. De feitelijke gang van zaken waar de rechtbank zodoende van uit gaat valt onder de noemer van oneerlijke handelspraktijken. De rechtbank spreekt onder meer over ontoelaatbare druk, gebrek aan professionele toewijding en dwang.

Professional account

De broker voerde ook nog aan dat de klant een professionele belegger was (EPC, elective professional client). Een professionele belegger heeft minder bescherming dan een retailbelegger. De rechtbank volgt dit verweer niet, omdat ook de wijze waarop de klant EPC werd valt onder de noemer van oneerlijke handelspraktijken.

De uitspraak  vindt u hier.