In de periode juni-december 2020 heeft een groot aantal Nederlandse rechtbanken principiële uitspraken gedaan over de vraag of gedupeerden van verdampte CFD-beleggingen in hun eigen woonland -Nederland – kunnen procederen, dan wel of zij naar de rechtbank van het vestigingsland van de CFD-aanbieder moeten om hun schade vergoed te krijgen. De ontwikkelingen voor de gedupeerden zijn gunstig.

Achtergrond

Nederlanders hebben voor vele miljoenen euro’s verloren door te beleggen in CFD’s, aangeboden door bedrijven uit Cyprus. De meeste gedupeerden vertellen dat zij in aanraking zijn gekomen met de CFD-traders via een nepadvertentie met een bekende Nederlander.  Ons kantoor heeft momenteel tientallen zaken lopen. De CFD-aanbieders verdedigen zich in de procedures met de stelling dat niet in Nederland kan worden geprocedeerd, een zogenaamd “bevoegdheidsincident”. Alle rechtbanken tot nu toe zijn tot de conclusie gekomen dat de Nederlandse rechtbanken de zaken wel kunnen behandelen. Er zijn ook nieuwe bedrijven actief; tegen die partijen zijn nog geen uitspraken gedaan, maar er lopen wel zaken.

Hieronder hebben we een overzicht geplaatst van de recente uitspraken van verschillende rechtbanken over de bevoegdheidsvraag. Het betreft overigens geen compleet overzicht.

Rechtbank Oost-Brabant 23-09-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:4537

Rechtbank Midden-Nederland, 07-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4725

Rechtbank Rotterdam, 26-08-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7815

Rechtbank Noord-Nederland, 29-07-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:2651

Rechtbank Noord-Holland, 24-06-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4749

Rechtbank Limburg 2-12-2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:9600