Herroeping is een term uit het Nederlandse burgerlijk procesrecht. Door middel van herroeping kan een rechterlijke uitspraak ongeldig worden verklaard (herroepen) als sprake is van bedrog rond de bewijslevering.

Stelsel van rechtsmiddelen

Het Nederlands burgerlijk procesrecht kent een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Een rechtsmiddel is een manier om een rechterlijke uitspraak aan te tasten, zoals het aantekenen van verzet tegen een verstekvonnis bij dezelfde instantie of het aantekenen van hoger beroep bij het gerechtshof, een hogere instantie, tegen een uitspraak van de rechtbank. Na een rechterlijke uitspraak in eerste aanleg of hoger beroep loopt per definitie een verzet- of hoger beroepstermijn. Als deze termijn verstrijkt, wordt het vonnis onherroepelijk, waarmee wordt bedoeld dat geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden aangewend. Er zijn echter ook “buitengewone” (bijzondere) rechtsmiddelen die niet vaak voor komen.  Eén daarvan is het rechtsmiddel van herroeping.

Tekst van de wet

Herroeping is geregeld in artikel 382 Rv. Dit artikel luidt als volgt:

“Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien:

  1. Het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;
  2. Het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of;
  3. De partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.

 Kenmerken van herroeping

Herroeping doorbreekt de regel dat een vonnis alleen kan worden aangetast door het instellen van verzet of hoger beroep binnen de verzet- of hoger beroepstermijn. Er moet wel sprake zijn van bedrog bij de bewijslevering waardoor de rechter op het verkeerde been is gezet: het bestreden vonnis of arrest moet gebaseerd zijn op vals bewijs (bij documenten of op een leugenachtige verklaring (bij getuigenbewijs). Met andere woorden: iemand die in een civiele procedure een overwinning behaalt door vals te spelen met het bewijs, is nog niet zeker van zijn zaak als de einduitspraak is gedaan: als het bedrog uitkomt, kan de uitspraak worden teruggedraaid via herroeping.

Wie beslist over de herroeping?

De hoofdregel van artikel 384 Rv. is dat een vordering tot herroeping moet worden ingesteld bij de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (lid 1). Als na de procedure bij de rechtbank geen hoger beroep is ingesteld, is dit dus de rechtbank, en als wél hoger beroep is ingesteld bij het gerechtshof, start de vordering tot herroeping bij het gerechtshof. Voor een kort geding uitspraak geldt echter een uitzondering (lid 3): bij een kort geding, moet de vordering tot herroeping worden ingediend bij de rechtbank. Bij een herroeping geldt niet de regel dat de gewone rechtsmiddelen uitgeput zijn.

Termijn

Uit de tekst van art. 382 Rv., aanhef, vloeit voort dat niet te vroeg om herroeping kan worden gevraagd; als nog een gewoon rechtsmiddel openstaat, zoals hoger beroep, is dat de te volgen weg. De stelling dat sprake is van bedrog bij de bewijslevering moet dan via het hoger beroep worden bewezen. Komt later bedrog aan het licht dan gaat ook weer een termijn lopen. Herroeping moet worden gevraagd binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en de eiser daarmee bekend is geworden. Met andere woorden; indien de partij, die benadeeld is door een vonnis waarin een vervalst  bewijs een rol heeft gespeeld, bekend wordt met het feit dat dit bewijsstuk vervalst is, moet hij binnen drie maanden in aktie komen. Doet hij dit niet, dan kan niet met succes om herroeping worden gevraagd en blijft de veroordeling definitief in stand, ook al ligt aan de veroordeling een vervalst bewijsstuk ten grondslag.

Geen schorsende werking

Het aanhangig maken van een vordering tot herroeping schorst de tenuitvoerlegging niet (art. 386 Rv). De wederpartij die in het gelijk werd gesteld kan dus doorgaan met bijvoorbeeld het leggen van beslag om betaling te verkrijgen. De partij die om herroeping vraagt, kan echter wel aan de rechter om schorsing vragen. In dat geval zal wel sprake moeten zijn van overtuigend bewijs, anders ligt het voor de hand dat de rechter niet tot schorsing overgaat en afwacht of bij het vervolg van de procedure vast komt te staan dat er goede gronden bestaan voor de herroeping.

Heropening geding

Ingevolge art. 387 Rv. kan de rechter het geding heropenen indien hij tot de conclusie komt dat de voor de herroeping aangevoerde gronden juist zijn. Een vonnis tot heropening luidt de volgende fase van de procedure tot herroeping in waarbij de tenuitvoerlegging van het aangevallen vonnis wél wordt geschorst (art. 388 Rv.).

Dagvaardingsprocedures vs. rekestzaken

De wettelijke regeling over herroeping zoals vastgelegd in de artt. 384 tot en met 389 Rv. heeft betrekking op vorderingen die met een dagvaarding moeten worden ingesteld en die vervolgens verlopen via de rol. Verzoekschriftprocedures die leiden tot een beschikking kunnen ook herroepen worden. Art. 390 Rv. bepaalt dat een beschikking kan worden herroepen op dezelfde gronden als de gronden die zijn geregeld in art. 382 Rv., tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet.

Beschikkingen die niet herroepen kunnen worden

Hoofdregel is dat ook beschikkingen herroepen kunnen worden, maar daarop bestaan belangrijke uitzonderingen. Een voorbeeld hiervan is de alimentatieprocedure. Van een alimentatiebeschikking kan bij wijziging van omstandigheden wijziging worden gevraagd. Als bedrog bij bewijslevering een rol speelt, kan dat via die procedure worden ingebracht. Het aan het licht komen van het bedrog wordt dan aangemerkt al een wijziging van omstandigheden. Om die reden bestaat aan herroeping van een alimentatiebeschikking geen behoefte. Ingevolge de rechtspraak is herroeping ook niet mogelijk bij beschikkingen over het hoofdverblijf van een minderjarige en bij verlof tot het leggen van beslag.

Faillissementsprocedures

Faillissementsverzoeken zijn een vreemde eend in de bijt: een faillissement wordt aangevraagd via een verzoekschrift maar eindigt met een vonnis. In de rechtspraak wordt aangenomen dat herroeping niet mogelijk is bij faillietverklaringen omdat zich dat niet verdraagt met het stelsel van de faillissementswet.