Instantie: Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak: 25-11-2015
Datum publicatie: 03-02-2016
Zaaknummer: 200.177.971/01

Rechtsgebied: Insolventierecht
Bijzondere kenmerk: Hoger beroep

Inhoudsindicatie

Twee zusters starten een bedrijf in kinderopvang. Het management van het bedrijf laten zij over aan de vriend, later de echtgenoot van een van hen. Het bedrijf – een vennootschap onder firma – gaat na enkele jaren failliet.  Zowel rechtbank als hof oordelen dat artikel 288 lid 1 onder b Fw in beginsel in de weg staat aan toelating van de zusters tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof honoreert echter het beroep van de zusters op de hardheidsclausule (artikel 288 lid 3 Fw). De redengeving is opgenomen in overweging 4.4. van het arrest.

Vindplaats: Rechtspraak.nl

Commentaar op de uitspraak

De WSNP is ook bedoeld voor (ex)ondernemers, maar het lukt ondernemers in zwaar weer niet altijd om het normale voortraject via de schuldhulpverlening te volgen. Dat kan leiden tot faillietverklaring. Als een bepaalde voorwaarden is voldaan, kan de ex-ondernemer op grond van art. 15b Fw. omzetting van het faillissement in de WSNP vragen. Op die manier kan ook de ex-ondernemer na drie jaar de schone lei krijgen voor zijn schulden. Bij een omzettingsverzoek moet de rechter, net als bij een gewone schuldenaar die geen onderneming had, beoordelen of sprake is van schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan (art 288 lid 1 Fw). Bij deze beoordeling leunt de rechter zwaar op de informatie van de faillissementscurator. Dat kan ook niet anders omdat het minnelijke voortraject via de schuldhulpverlening niet is gevolgd. Bij een negatief advies van de curator is de kans groot dat de rechtbank het omzettingsverzoek afwijst. Dat overkwam ook onze cliënte in deze zaak. Het probleem was dat een manager, die ook nog met onze cliënte was gehuwd, had gefraudeerd met geld van het bedrijf. De curator vond dat onze cliënte als ondernemer onvoldoende toezicht had gehouden. Enerzijds moet een ondernemer wel werk uitbesteden aan bijvoorbeeld een administrateur, anderzijds blijft hij altijd eindverantwoordelijk, zodat een ondernemer goed moet opletten aan wie hij (financiële) bevoegdheden toekent.

Nu de rechtbank het omzettingsverzoek had afgewezen, was de situatie in principe uitzichtloos geworden. Wij stelden voor onze cliënte hoger beroep in bij het gerechtshof. Ook namen we maatregelen tegen de frauderende manager, zoals het leggen van beslag op zijn rekening om geld terug te vorderen.

Het aanvechten van het oordeel dat de schulden niet te goeder trouw waren ontstaan, maakte in de hoger beroepsprocedure weinig kans, maar er is ook nog een andere mogelijkheid en dat is een beroep op de hardheidsclausule (art 288 lid 3 Fw). Om een beroep op de hardheidsclausule te laten slagen moesten wel acties worden ondernomen tegen de man die had gefraudeerd. Deze acties hielpen om het gerechtshof er van te overtuigen dat er een keer ten goede was. De uitspraak maakt duidelijk dat ook (ex)ondernemers baat kunnen hebben bij een beroep op de hardheidsclausule, ook bij fraude en indien de curator een negatief advies heeft gegeven en van mening is dat toelating tot de WSNP niet aan de orde is. De curator is weliswaar een belangrijke bron van informatie, maar het is de rechter die beslist.

 

Geplaatst door Marius Hupkes

marius-2016

Marius Hupkes is advocaat en ondernemer

Lees hier meer nieuws over schuldsanering