Door de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) zijn helaas nieuwe toegangsdrempels ontstaan, die het moeilijker maken om in de WSNP te komen. Dit verschilt wel sterk per gemeente. 

Een “minnelijk traject” is verplicht voordat een schuldenaar zijn schulden kan saneren via de WSNP. Deze trajecten worden verzorgd door de schuldhulpverlening. In Nederland is de gemeente waar de schuldenaar woont verplicht dit traject aan te bieden. Dat staat in de WGS (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening). Sommige gemeentes hebben een eigen afdeling die schuldhulp verleent. Andere gemeentes besteden dit uit aan instellingen die in naam van de gemeente werken.

De definitie van fraude in de WGS

Eén van de oorzaken van de problemen die aan de toegangspoort zijn ontstaan, ligt in het hanteren van een andere definitie van fraude. Art. 3, lid 3 van de WGS bepaalt het volgende: “Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd”.

Dit artikel is een soort bescherming die de overheid heeft gegeven aan zichzelf. Gedacht kan worden aan uitkeringsfraude, toeslagfraude en dergelijke. Sommige gemeentes hanteren de definitie echter te ruim: dan worden bijvoorbeeld boetes wegens zwart rijden met de trein meegenomen. De NS is echter geen bestuursorgaan, maar een naamloze vennootschap. Sommige gemeentes sluiten schuldhulp in fraudegevallen uit met maar liefst 10 jaar. Dat is veel langer dan de termijn die in de Faillissementswet staat: 5 jaar.

 

Nationale Ombudsman is kritisch

De Nationale Ombudsman is in zijn rapport “Burgerperspectief op schuldhulpverlening” zeer kritisch over de weigeringsgronden die de gemeentes hanteren: “Het is de Nationale ombudsman in het kader van dit onderzoek gebleken dat er in de afgelopen periode niet veel jurisprudentie is ontstaan over de toepassing van weigeringsgronden en over de afweging die de gemeente daarbij moet maken. De Raad van State heeft in hoger beroep alleen uitspraken gedaan over gevallen waarin gemeenten een aanvraag afwezen omdat de aanvrager onvoldoende informatie had verstrekt of de schuldenpositie onduidelijk was. Dit kan er volgens de ombudsman op duiden dat de afwijzingen vanwege weigeringsgronden door gemeenten nauwelijks in een formele beslissing worden vastgelegd waardoor de aanvragers een rechtsmiddel tegen de weigering wordt onthouden. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat schuldenaren het er bij laten zitten omdat zij verwachten dat het instellen van bezwaar en beroep hen niks zal opleveren

Geen rechtsmiddelclausule: geen bezwaar

Een interessant punt is dat (sommige) gemeentes volgens de Ombudsman besluiten nemen in de vorm van een brief, zonder “rechtsmiddelclausule” (een mededeling aan het einde van het besluit waarin staat dat bezwaar kan worden gemaakt bij het College van Burgemeester en Wethouders). Dat is ook mijn ervaring. Burgers (en hun beschermingsbewindvoerders) herkennen dan mogelijk niet dat zij bezwaar kunnen maken. Dan volgt dus ook geen beslissing op bezwaar, en komt de zaak ook nooit in beroep bij de bestuursrechter. Conclusie: deze gemeentes hanteren uitsluitingsgronden die mogelijk in strijd zijn met de wet, maar dat wordt nooit vastgesteld en er gebeurt niets mee, omdat niemand in bezwaar en beroep gaat.

Fraudeschuld: lichtere toets bij de civiele rechter?

Bij de weigeringsgrond “fraudeschuld” is dat extra problematisch. Hoe kijkt de civiele rechter naar “fraude”schulden? Als een WSNP-verzoek is ingediend, toetst de rechter (onder meer) of sprake is van “schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan” (het woord “fraudeschuld” staat niet in de Faillissementswet). Een breed begrip: het kan gaan om schulden aan de overheid, zoals CJIB-boetes, toeslagfraude, en terugvorderingen van een uitkering. Maar het kan ook gaan om private schulden: te hoge consumptieve uitgaven (overbesteding), een lening die werd aangegaan toen er geen hoop meer was, een werkgerelateerde fraudeschuld, enzovoort. De “terugkijktermijn” voor schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan, is 5 jaar. Oudere schulden worden niet door de rechter tegengeworpen. Daardoor kunnen bij de civiele rechter fraudeschulden afvallen die door de gemeente wel worden tegengeworpen bij het voortraject.

Hardheidsclausule

Bovendien: de civiele rechter kan de hardheidsclausule toepassen (art. 288 lid 3 Fw) en doet dat in de praktijk ook regelmatig. Dat betekent dat bij de WSNP-toelating fraudeschulden die nog jonger zijn dan 5 jaar door de vingers kunnen worden gezien. Maar als de gemeente het voortraject op slot zet door haar beleid en gehanteerde termijnen, dan komt de zaak nooit bij de civiele rechter, en gaat de gemeente feitelijk op de stoel van de civiele rechter zitten.

Rechtsongelijkheid

Bijkomend probleem is de rechtsongelijkheid die door de WGS is ontstaan. Het beleid verschilt sterk per gemeente. Het is mogelijk dat iemand met schulden in Ridderkerk probleemloos wordt toegelaten met een fraudeschuld (art. 3 lid 3 zegt: kan weigeren, het hoeft dus niet) terwijl een paar kilometer verderop in Barendrecht iemand wordt geweigerd voor lange tijd terwijl hij precies dezelfde soort fraudeschuld heeft. Deze rechtsongelijkheid kan alleen bestreden worden door vaker bezwaar te maken en daarna beroep in te stellen. De bestuursrechter kan dan de grenzen van de beleidsvrijheid van de gemeentes aangeven.

Beschermingsbewindvoerders

Beschermingsbewindvoerders kunnen een signalerende functie hebben als de gemeente schuldhulp weigert op gronden die mogelijk in strijd zijn met de wet. Zij kunnen zelf bezwaar maken voor hun cliënten, maar zij kunnen de zaak ook doorverwijzen naar een advocaat. Bezwaar en beroep kan via een toevoeging, de rechtsbijstandskosten zijn dus niet hoog.

Geplaatst door Marius Hupkes

 

 

 

 

 

De video toont een fragment van de Workshop “Tips en tricks om de kans op toelating tot de WSNP te verhogen”, gehouden op het Schuldinfo Congres 2017. Dank aan André Moerman en Uitgeverij | Studiecentrum Kerckebosch.